Het spel
Op de middag voor kerstavond zitten Scrooge en zijn klerk Bob Cratchit nog te werken. Het is koud en Bob probeert zijn handen te warmen aan de kaarsvlam. Scrooge vindt kerstmis 'kletskoek' en wil niet deelnemen aan het kerstdiner waarvoor zijn neef Fred hem komt uitnodigen. Hij weigert om maar iets te geven voor arme mensen, jaagt een straatzangertje weg en neemt het zijn klerk kwalijk dat hij met Kerstmis een vrije dag moet hebben.
's Avonds ziet hij de geest van zijn overleden compagnon Jacob Marley. Deze verschijning wil hij ook 'kletskoek' noemen, maar hij móet wel geloven dat Marley daar echt aanwezig is en hem de komst van drie geesten voorspelt.
De eerste geest laat hem beelden zien uit zijn verleden: hij ziet zichzelf zitten in de verlaten school al zijn zusje hem komt halen om thuis Kerstfeest te vieren.
De werkplaats van Fezziwig ziet hij, waar hij met Dick Wilkins werkte als leerjongen en waar zij Kerstfeest vierden met zang en dans. Dan ziet hij zijn vriendin Belle, die niets meer met hem te maken wil hebben omdat hij meer van geld houdt dan van haar. Even later ziet hij Belle en haar gezin. Haar man komt thuis en vertelt dat hij Scrooge in zijn kantoor heeft zien zitten.
De tweede geest, die van het Kerstmis van het heden, verschijnt in een warme gloed. Deze laat hem beelden zien van het gezin van zijn klerk, hoort hoe diens vrouw over hem denkt. Op een feestje bij zijn neef wordt hij een 'beest' genoemd.
De derde geest neemt hem mee naar een onheilspellende toekomst. Er wordt gesproken over een begrafenis. Bij Bob Cratchit heerst verdriet en hij ziet zijn eigen grafsteen.
Scrooge weet zich geen raad meer, Hij smeekt de geest om hem nog een kans te geven. Hij krijgt die kans: hij zal voortaan vreugde en geluk brengen en goede dingen met zijn geld doen.
De spelers
In 1978 zagen Lidy en Peter Noort met hun kinderen Bart, Marjoleine en Wouter (respectievelijk 12, 10 en 8 jaar) uit Nijverdal het pantomimetheater van Rob van Reijn, dat de Christmas Carol opvoerde. Een jaar later speelden de kinderen dat verhaal, als verrassing voor hun ouders, met behulp van een kleine poppenkast, allerlei poppen, speelgoed en zaklantaarns. In het gezin werd besloten om er mee verder te gaan en zelf poppen te gaan maken. Het was een flinke klus: 36 poppen, decors en attributen, het werd allemaal verzonnen en gemaakt. Ieder werkte mee naar eigen kunnen. En zo lieten zij hun werkstuk zien aan vrienden en bekenden op de Tweede Kerstdag 1981.
Sinds 1990 voert de familie Noort samen met Marjan Deurloo, Fenneke Wiepkema en Evelijne Bruning dit schitterende verhaal in de tijd voor Kerstmis op in de kapel van Bronkhorst.